Joop Geesink is de derde zoon uit een gezin van 5 kinderen.
Vader Willem Jacobus Geesink kwam uit de Achterhoek naar Den Haag, waar hij een baan kreeg als trompettist bij de Koninklijke Militaire Kapel. Joop’s moeder heette Neeltje Geesink-Stekelenburg.
In 1908 trouwde het stel. Vader Willem Geesink verdiende wat extra geld als cellist bij de Princesse Schouwburg.
Joop Geesink, broer van Evert Cornelis Jan Geesink (1912-1919);
Willem Albertus (Wim) Geesink (1909 - ? );
"Bep" Geesink (1916 - ?) en
Anneke (Anna) Hillegonda Geesink (1925 - ?)
Op school had de onderwijzer klachten over het gedrag van leerling Joop. Hij was dromerig, lette niet goed op en zat doorlopend te tekenen in plaats van zijn huiswerk te maken. De ouders van Joop kregen advies hem maar van school te halen en aan het werk te zetten.
De ouders volgde het advies op en het eerste baantje waarin Joop aan het werk werd gezet was als piccolo (liftboy).
Nieuw probleem
Dat geeft weer andere problemen, want Joop is vriendelijk en innemend als jongeman, maar heeft een grote eigengereidheid. Het werken voor een baas gaat niet goed. Zeker niet omdat hij als eerste baantje piccolo is bij een groot hotel (Hotel des Indes). Als piccolo heb je niets te vertellen. De aanstelling duurde niet lang. Er volgt een reeks van 12 ambachten, 13 ongelukken. Hij vaart ook als koksmaat mee op de grote vaart. Zijn grootste struikelblok blijft dat hij meer belangstelling voor tekenen heeft dan voor werken. "Laten we eerlijk zijn, tekenen is geen werken en als je niet werkt, verdien je geen geld", aldus de geldende arbeidersmoraal.
Toch talent
Begin jaren '30 neemt Joop tekenles bij de Rijksacademie. Blijkbaar heeft hij toch talent. Hij verwerft een baantje als decoratieschilder in een warenhuis.
Maar eerst zet het succes in het decoratieschilderen hem aan tot andere stappen. Joop begint een reclamestudio in Den Haag. Hij is nu 19 jaar. Snel heeft hij een medewerker, die zo graag het reclamevak wil leren dat hij zelfs betaalt om te mogen werken voor Joop. Ook heeft hij een vertegenwoordiger. Er komen opdrachten binnen. Iedere opdracht moet gevierd worden met het opsteken van een sigaar. Een oer-Hollands status symbool. De sigaar is altijd gebleven en wordt een handelsmerk van Joop Geesink.
Dat doet je weer goed
Hij leert daar Rita Hessler kennen. Een bevallige danseres die werkt voor de Nationale Revue van Bob Peters. In de laatste jaren voor de 2e Wereldoorlog treedt de Nederlands Revue op met de première van “Dat doet je weer goed” met o.a. Lou Brandy. Op de valreep moet een belangrijk decorstuk worden gecompleteerd. Joop’s aanstaande vrouw Rita is als danseres bij deze productie betrokken. Zij haalt Joop er bij, die de klus klaart. Op revue-eigenaar Bob Peters maakt zijn werk indruk. Bob en Joop worden goede vrienden en er volgen jaren van samenwerking. Deze zou bijna verloren gaan wanneer blijkt dat Joop besmet is geraakt met open-TBC. Samen met broer Wim moet hij enkele maanden kuren. Joop tekent in het sanatorium echter door aan revue-decors.
Rita en Joop trouwen in 1938. In 1939 echter verruilt zij Joop voor een Duitse soldaat. Een emotionele klap voor achterblijver Joop.
Een klein positief lichtpuntje was dat Joop kennis heeft kennis kunnen maken met Revue-eigenaar Bob Peters en de glamourwereld van het theaterleven van meer nabij kon meemaken.
Crisisjaren
De economische crisis van de jaren ‘30 draaide eerder het reclamebedrijf van Joop de nek om. Broer Wim gaat het ook niet zakelijk voor de wind. Hij heeft een zware tijd bij een grammofoonplatenbedrijf in Den Haag. Op Joop’s verzoek starten ze samen een nieuw bedrijfje voor buitenreclame.
Joop krijgt de opdracht een groot reclamewerk te maken ten behoeve van een bioscoop op het Spui in den Haag.
Joop en Wim krijgen steeds grotere opdrachten. Ter gelegenheid van het huwelijk van Prinses Juliana met Prins Bernhard (1937) levert hem veel werk op. Grote decoraties worden in de stad aangebracht. Het duo Joop en Wim Geesink hebben nu al 8 man in dienst. Tevens mag hij in 1938 voor de Nederlandse première van Disney’s Sneeuwwitje het Nöggerath Theater decoreren. Deze decoratie pakt hij groots aan en levert veel publiciteit op. Het toenmalige Polygoon (bioscoop)journaal maakte er een verslag van. De opdrachten voor decoraties van bioscoopgevels keren meerdere keren terug voor andere filmpremieres.
Nieuw geluk
In 1941 hertrouwt Joop met Rita en krijgt in 1942 een dochter: Nelleke en in 1943 een zoon: Rob.
De samenwerking met revue-eigenaar Bob Peters gaat maar door. Op zijn verzoek gaat Joop naar Parijs voor bijscholing. Hij kan daar meewerken aan revuedecors van de Moulin Rouge.
Het zien van alle glitter en glamour spreekt tot de verbeelding van Joop. De internationale alure van het iconische theater in Parijs zet de toon voor Geesink's verdere ontwikkelingen. Hij leert hoe je met het publiek naar bepaalde reacties en emoties kunt sturen. Dat vindt hij prachtig. Hij vindt de revuedames bovendien ook prachtig.
In de film
Terug in Nederland bouwt hij veel decors voor theaterrevue’s. Zijn naamsbekendheid neemt toe en wordt gevraagd door filmproducent Rudolf Meyer om voor de Nederlandse speelfilm “De Spooktrein” decors te ontwerpen. De regie is in handen van Karel Lamac, met Fien de la Mar, Louis Borel en Jan Musch. De opname locatie is bij de Cinetone studio’s aan de Duivendrechtskade in Amsterdam. Deze productie is een waar omslagmoment in het leven Joop. Zelfs de film locatie zal later een belangrijke rol gaan spelen in zijn eigen filmcarrière.
Crisis en mobilisatie
Het is 1939 geworden.
Werken bij de film is een jongensdroom van velen. Bij Joop is de droom uitgekomen dankzij "De Spooktrein". Helaas kan hij zich niet verder ontwikkelen in de filmindustrie door het uitbreken van de oorlog in 1940. Joop wordt op zijn 26e jaar gemobiliseerd. In het leger tekent hij muurschilderijen muurschilderijen in een aantal kantines. Dit levert ook weer publiciteit op.
Kaarten
Joop Geesink tekent en verkoopt een serie prentenbriefkaarten in het kader van de mobilisatie in 1939. Hiermee probeert hij wat bij te verdienen en zijn naamsbekendheid uit te bouwen.
Spoorweg
In 1941 volgt een fraaie opdracht van de Spoorwegen. Joop Geesink tekent enkele reclame-uitingen, zoals een poster en een flipboekje.
Deze actie slaat goed aan bij het publiek. De Spoorwegen vraagt aan Joop in dezelfde sfeer en stijl een bioscooptekenfilm te produceren. Joop neemt deze opdracht aan. Er is slechts één praktisch probleem: het ontbreekt Joop aan zowel de kennis voor het maken van tekenfilms als aan apparatuur voor het maken van serieus productiewerk.
Personeel gezocht
Joop adverteert voor tekenfilmpersoneel.
Jan C. Bouman, zakelijk leider van striptekenaar/tekenfilmer Marten Toonder, ziet deze advertentie en stelt een kennismakingsafspraak voor met Toonder. Binnen no-time is besloten tot een samenwerking. De NS-film gaat heten "Pierus in de Contramine". Tekenaar Henk Kabos wordt in 1942 aangenomen en daarmee is de start van Geesink Toonder Teekenfilm-productie gemaakt. Inderdaad, Teekenfilm met dubbel ‘e’.
Omdat Joop Geesink de eerste en voorlopig enige opdracht aanlevert, mag zijn naam vooraan staan.
Deze komt tot stand door tekenwerk van Paul Keizer en Lou den Hartog. Wegens succes van Pierus in de contramine volgt een nieuwe opdracht. Op deze wijze maakt Geesink Toonder Teekenfilm-productie naam als reclametekenfilmers. Dit is onder de omstandigheden van de bezettingstijd een bijzondere prestatie.
Pierus in de contramine
Pierus in de contramine (1942) wordt de titel van de tekenfilm die de Spoorwegen bestelt. Gemaakt door onderstaande groep mensen. Meerderen zullen later bij Joop Geesink's Dollywood hun carrière uitbouwen.
Regie: Lou den Hartogh; Ontwerp: Joop Geesink; Muziek: Klaas van Beeck.
Medewerkers: Marten Toonder, Henk Kabos, Geertje Knoef, Carol Voges, Ton van Beek, Flaks Middendorp, Vonny Wijnschenk, Frans van Lamsweerde, John van der Meulen, Nico van Baarle en Joop Bekker. Joop Geesink, die zelf geen animator is, ontwerpt diverse achtergronden.
Opmerkelijk zijn de namen van de medewerkers; de meesten zullen na de Tweede Wereldoorlog bij Joop Geesink's Dollywood komen werken.
Anti nazi Duitser
Een belangrijke rol krijgt het Duitse bedrijf Degeto. Dit is een onafhankelijke producent van (smal)film voor de verhuur. De Duitse directie is idealistisch en anti-Nazi. Het bedrijf is in Berlijn gevestigd en geeft opdracht voor een aantal 'korte' Tom Poes filmpjes. De opdracht was om 4 korte films van elk 20 minuten te maken. De gezamenlijke speelduur zal opgeteld, uitkomen op 80 minuten. Deze lengte staat gelijk aan de ambitie van Marten Toonder om een eigen avondvullende tekenfilm te maken. Deze opdracht is dus een droomopdracht!
In Nederland heeft de bezetter bepaald dat alle "vrije" filmproducties bij Nederland Film gemaakt moeten worden. Deze wordt geleid door de NSB. De NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) fungeerde ten tijde van de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog als collaboratiepartij van de Nazi's. Onder hun bewind worden uitsluitend propagandafilms en anti-semitische films geproduceerd. Doordat Geesink-Toonder nu rechtstreeks voor 'Berlijn' werkt, ontloopt dit duo het verbod en kunnen ze goede tekenaars weghalen bij Nederland Film. De studio werkt tevens als een soort legaal onderduikadres voor jonge mannen, die normaal gesproken zouden worden gedeporteerd naar Duitse oorlogsindustrie.
Poppenfilm
Er wordt in de oorlog een aantal poppenfilmpjes gemaakt, Serenata Nocturna (1942) is een voorbeeld, niet veel later gevolg door Phi-Garo in het Woud (1943). Beide film zijn gesponsord door Philips en werden daarmee een reclamefilm. Dit gaat tegen de wens in van Marten Toonder. Hij wil -naar voorbeeld van Sneeuwwitje- een eigen avondvullende tekenfilm hebben. De tijd en techniek is hier niet rijp voor. De filmpjes zijn om die reden vrij onbeholpen van techniek. Om Toonder's doel te bereiken is er nog een lange weg te gaan. Het duurt tot 1985 dat Toonders avondvullende tekenfilm “Als je begrijpt wat ik bedoel” wordt gerealiseerd.
De poppenstudio is in de kelder op de Beursstraat te Amsterdam en het kantoor van “Toonder-Geesink Teekenfilm-Productie” aan de Keizersgracht 530.
Sies W. Numan
Geesink heeft ondertussen een vijftal reclamefilmpjes gemaakt. Hij heeft reeds de support van zekere Sies W. Numan. Numan is bij Philips “Directeur Internationale Publiciteit”. Hij is in 1934 de initiator om George Pal in Eindhoven een poppenfilm-studio te laten beginnen. Numan hoopt na de oorlog het medium poppenfilm weer verder uit te breiden voor promotie van het merk Philips. Numan is in Berlijn om een aantal oud-Pal medewerkers onder te brengen en op deze wijze de kennis en techniek veilig te stellen tot na de oorlog. Geesink krijgt van Sies Numan de ingeving mee zich te specialiseren in poppenfilm. Dit idee kwam voort uit de eerste aanzet die Geesink deed met "Serenata Noctura"
Namen van gedelegeerden zijn hier o.m. Jószef Misik, Jan Coolen, Frans Hendrix en Jan Bax. De heren Coolen en Hendrix verhuizen uiteindelijk naar Londen bij Signal Film, die ook in staat blijkt prachtige stopmotionfilm te maken.
Hierboven is beschreven dat Joop Geesink van het filmverhuurbedrijf bedrijf Degeto (Berlijn) de opdracht meekrijgt om vier kleuren (!) tekenfilms van elk 20 minuten met Tom Poes te maken. Het Tom Poes-concept is van Toonder, maar de serie tekenfilms kon worden geproduceerd dankzij de vlotte babbel van Geesink.
De oorlogssituatie levert zware economische en logistieke problemen voor de 4 films van Tom Poes. Hier en daar zijn wat bewaarde fragmenten van “Geheimniss der Grotte” ("Het Geheim van de Grot") terug te zien. De vierluik werd nimmer voltooid.
Eén jaar
Wegens schaarste aan materiaal stopt de filmproductie in de loop van 1943.
Veel is niet bekend over het verloop van de samenwerking tussen Joop Geesink en Marten Toonder. Duidelijk is dat ze niet op één lijn zitten. Toonder is de kunstenaar, idealist. Geesink de zakenman, showman.
De twee directeuren lopen elkaar in de weg, ondanks het wederzijdse respect. Hun samenwerking heeft precies één jaar geduurd.
Marten Toonder wil niets meer te maken hebben met poppenfilm, terwijl Joop Geesink zich hier juist op wil toeleggen. De praktijk is echter weerbarstiger dan de theorie.
De Oorlog door
In de periode waarin de samenwerking met Marten Toonder nog acueel was, zet Joop Geesink een aantal mensen aan het werk voor een film die later bekend wordt als Serenata Nocturna. Een echte poppenfilm. Medewerkers zijn o.a: Jan Duyfvetter, John van der Meulen en Bertus Outmayer. Deze heren zullen nog vele jaren hun diensten verleden aan Dollywood. Met name Bertus Outmayer. Van hem verschijnt in februari 2013 een interview met hem vanwege zijn betrokkenheid met Joop Geesink’s Carnaval (1984) in de Efteling.
Hoewel Serenata Nocturna een charmante uitstraling heeft, is de gebruikte techniek uiterst primitief. De eerste filmtests waren voldoende om Sies W. Numan “Directeur Internationale Publiciteit” van Philips te overtuigen hier een budget voor beschikbaar te stellen. Philips had immers recentelijk ook George Pal gepromoot zijn poppenfilms te maken.
De George Pal-techniek mag wegens patent niet worden gebruikt. Om die reden maakt poppenmaker Dopey Scheffer gebruik van uit klei geboetseerde gezichten om een wisselende expressie te behalen.
Medewerkers zoeken naar een techniek die een flexibele pop geeft en waarover wel alle controle bewaard blijft. Joop Geesink ziet hiervan het commerciële belang en geeft de creatieve staf de vrije hand om te experimenteren.
De Geesink-Toonder Teekenfilm studio maakt in de laatste jaren van de oorlog een grote ontwikkeling door. Marten Toonder en Joop Geesink besluiten ieder hun eigen weg te gaan. Toonder richt zich op tekenfilm en Geesink op poppenanimatie. Medewerkers worden verdeeld op basis van geleverde prestaties en toegekend talent. Inspraak is er niet. Henk Kabos wordt bij Toonder als tekenfilmer geplaatst, samen met Geert Knoef en anderen.
Het aantal personeelsleden loopt van 60 man op tot bijna 100. De studio is aan de Nieuwezijds Voorburgwal, een locatie waarvan het in de moderne tijd ondenkbaar is dat hier een low-budget studio zou kunnen opereren. Broer Wim Geesink wordt zakelijk leider, want Joop Geesink is veel op reis om klanten te werven.
In 1944 zijn er vrijwel geen zakelijke activiteiten meer mogelijk. Vanwege de oorlog is het onmogelijk om filmrollen in te kopen of andere essentiële materialen te verkrijgen. Om bij de bezetter de indruk op te houden dat de mensen in de studio hard nodig zijn, worden er ‘filmopnames’ gemaakt met camera’s waar geen filmrol in zit. De Duitse bezetting denkt evenwel dat er gewerkt wordt en laat de studio met rust.
Volgens de overleveringen stoppen de filmwerkzaamheden helemaal wanneer een Engelse bommenwerper uit de lucht wordt geschoten door de Duitsers en het toestel vlakbij de studio neer stort en voor een grote stadsbrand zorgt.